Betekenis 'half'

Je hebt gezocht op het woord: half.

1half (zelfstandig naamwoord; meervoud: halves) 1helft, half(je), de helft van: half an hour, a half hour een half uur; two and a half twee-en-een-half; one half een helft; (sport) the second half de tweede helft(informeel) go halves with s.o. in sth. de kosten van iets met iem. samsam delen; he's too clever by half hij is veel te sluw; (informeel) that was a game and a half dat was me een wedstrijd 2half (voornaamwoord) 1de helft: half of six is three de helft van zes is drie 3half (bijwoord) 1half, (informeel) bijna: only half cooked maar half gaar; I half wish ik zou bijna willen; half as much (of: many) again anderhalf maal zoveel; (Brits; informeel) half seven half acht; he didn't do half as badly as we'd thought hij deed het lang zo slecht niet als we gedacht hadden; half past (of: after) one half twee; (informeel) half one, half two etc half twee, half drie enz.; half and half half om half(informeel) he didn't half get mad hij werd me daar toch razend; (informeel) not half bad lang niet kwaad, schitterend; not half strong enough lang niet sterk genoeg

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.