Betekenis 'grow'
Je hebt gezocht op het woord: grow.
1grow (onovergankelijk werkwoord; grew, grown) 1groeien, opgroeien, ontstaan: grow wild in het wild groeien; grow up (a) opgroeien, volwassen worden; (b) ontstaan; grow up into opgroeien tot, zich ontwikkelen tot, worden; grow out of (a) ontstaan uit; (b) ontgroeien (slechte gewoonte, vrienden); grow out of one's clothes uit zijn kleren groeien2aangroeien, zich ontwikkelen, gedijen: grow to become uitgroeien tot; grow into sth. big tot iets groots uitgroeien¶grow up! doe niet zo kinderachtig!
2grow (overgankelijk werkwoord; grew, grown) 1kweken, verbouwen, telen: grow vegetables groenten kweken2laten staan (groeien) (baard)3laten begroeien, bedekken
3grow (koppelwerkwoord; grew, grown) 1worden, gaan: she has grown (into) a woman ze is een volwassen vrouw geworden
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.