Betekenis 'get'
Je hebt gezocht op het woord: get.
1get (onovergankelijk werkwoord; got, got) 1(ge)raken, (ertoe) komen, gaan, bereiken: get rid of sth. zich van iets ontdoen; he is getting to be an old man hij is een oude man aan het worden; he never gets to drive the car hij krijgt nooit de kans om met de auto te rijden; get lost verdwalen; get lost! loop naar de maan!; get to see s.o. iem. te zien krijgen; get ahead vooruitkomen, succes boeken; get behind achteropraken; (figuurlijk) get nowhere (of: somewhere) niets (of: iets) bereiken; get there er komen, succes boeken; get above o.s. heel wat van zichzelf denken; get at (a) bereiken, te pakken krijgen, komen aan, komen achter; (b) (informeel) bedoelen; (c) bekritiseren; (d) knoeien met; (e) omkopen; (f) ertussen nemen; get at the truth de waarheid achterhalen; what are you getting at? wat bedoel je daarmee?; get in contact (of: touch) with contact opnemen met; get into the car in de auto stappen; what has got into you? wat bezielt je?, wat heb je?; get off (a) afstappen van (fiets, stoep, grasveld); (b) ontheven worden van (verplichting); get onto s.o. iem. te pakken krijgen; get on(to) one's bike op zijn fiets stappen; get out of sth. ergens uitraken, zich ergens uit redden; get out of the way uit de weg gaan, plaatsmaken; get over te boven komen, overwinnen; get over an illness genezen van een ziekte; I still can't get over the fact that … ik heb nog steeds moeite met het feit dat …, ik kan er niet over uit dat …; get through heen raken door (tijd, geld, kleding, werk); get through an exam slagen voor een examen; get to bereiken, kunnen beginnen aan, toekomen aan; where has he got to? waar is hij naartoe?; get to the top of the ladder (of: tree) de top bereiken2beginnen, aanvangen: get going! (of: moving!) vooruit!, begin (nu eindelijk)!; get going (a) op dreef komen (van persoon); (b) op gang komen (van feestje, project, machine e.d.); get to like sth. ergens de smaak van te pakken krijgen¶get off the ground van de grond raken; (informeel) get stuffed! stik!, val dood!
2get (overgankelijk werkwoord; got, got) 1(ver)krijgen, verwerven: get a glimpse of vluchtig te zien krijgen; get one's hands on te pakken krijgen; get leave verlof krijgen; get what is coming to one krijgen wat men verdient; get sth. out of s.o. iets van iem. loskrijgen2(zich) aanschaffen, kopen: my car was stolen, so I had to get a new one mijn auto was gestolen, dus moest ik een nieuwe kopen3bezorgen, verschaffen, voorzien: get s.o. some food iem. te eten geven; get sth. for s.o. iem. iets bezorgen, iets voor iem. halen4doen geraken, doen komen, gaan, brengen, krijgen, doen: get sth. going iets op gang krijgen, iets op dreef helpen; get s.o. talking iem. aan de praat krijgen; (informeel, figuurlijk) it gets you nowhere je bereikt er niets mee; get sth. into one's head zich iets in het hoofd halen; get sth. into s.o.'s head iets aan iem. duidelijk maken; get s.o. out of sth. iem. aan iets helpen ontsnappen5maken, doen worden, bereiden, klaarmaken: get dinner (ready) het avondmaal bereiden; let me get this clear (of: straight) laat me dit even duidelijk stellen; get ready klaarmaken; get sth. done iets gedaan krijgen6nemen, vangen, opvangen, ontvangen, grijpen, (binnen)halen: go and get your breakfast! ga maar ontbijten!7overhalen, zover krijgen: get s.o. to talk iem. aan de praat krijgen8(informeel) hebben, krijgen: he got a mobile phone for his birthday hij kreeg een mobieltje voor zijn verjaardag9vervelen, ergeren: it really gets me when ik erger me dood wanneer10snappen, begrijpen, verstaan: he has finally got the message (of: got it) hij heeft het eindelijk door; get sth. (s.o.) wrong iets (iem.) verkeerd begrijpen
3get (hulpwerkwoord; got, got) 1worden: get killed (in an accident) omkomen (bij een ongeluk); get married trouwen; get punished gestraft worden
4get (koppelwerkwoord; got, got) 1(ge)raken, worden: get better beter worden; get used to wennen aan; get even with s.o. het iem. betaald zetten
get across 1oversteken, aan de overkant komen2begrepen worden, aanslaan (van idee enz.), succes hebben3overkomen (van persoon), bereiken, begrepen worden: get across to the audience zijn gehoor weten te boeien
get along 1vertrekken, voortmaken, weggaan2opschieten, vorderen: is your work getting along? schiet het al op met je werk?3(zich) redden, het stellen, het maken: we can get along without your help we kunnen je hulp best missen4(+ with) (kunnen) opschieten (met), overweg kunnen (met): they get along very well ze kunnen het goed met elkaar vinden
get away 1wegkomen, weggaan: did you manage to get away this summer? heb je deze zomer wat vakantie kunnen nemen?2ontsnappen, ontkomen: get away from ontsnappen aan; you can't get away from this hier kun je niet (meer) onderuit¶get away from it all even alles achterlaten, er tussenuit gaan; he'll never get away with it dat lukt hem nooit; some students get away with murder sommige studenten mogen echt alles en niemand die er wat van zegt; commit a crime and get away with it ongestraft een misdaad bedrijven
1get back (onovergankelijk werkwoord) 1terugkomen, teruggaan, thuiskomen: get back! terug!, naar buiten!¶get back at (of: on) s.o. het iem. betaald zetten
2get back (overgankelijk werkwoord) 1terugkrijgen, terugvinden2terugbrengen, terughalen, naar huis brengen¶get one's own back (on s.o.) het iem. betaald zetten
get by 1zich er doorheen slaan, zich redden, het stellen: get by without sth. het zonder iets kunnen stellen2(net) voldoen, er (net) mee door kunnen
1get down (onovergankelijk werkwoord) 1dalen: get down on one's knees op zijn knieën gaan (zitten)¶get down to sth. aan iets kunnen beginnen, aan iets toekomen; get down to business ter zake komen; get down to work aan het werk gaan
2get down (overgankelijk werkwoord) 1doen dalen, naar beneden brengen, naar binnen krijgen (voedsel)2deprimeren, ontmoedigen: it is not just the work that gets you down het is niet alleen het werk waar je depressief van wordt
1get in (onovergankelijk werkwoord) 1binnenkomen, toegelaten worden (m.b.t. school, universiteit): get in on sth. aan iets meedoen; (informeel) get in on the act mogen meedoen2instappen (in voertuig)
2get in (overgankelijk werkwoord) 1binnenbrengen, binnenhalen (oogst), inzamelen (geld): get the doctor in de dokter er bij halen; I couldn't get a word in (edgeways) ik kon er geen speld tussen krijgen, ik kreeg geen kans om ook maar iets te zeggen
1get off (onovergankelijk werkwoord) 1ontsnappen, ontkomen2afstappen, uitstappen: you should get off at Denmark Street je moet bij Denmark Street uitstappen3vertrekken, beginnen: get off to a good start flink van start gaan, goed beginnen4in slaap vallen5vrijkomen, er goed afkomen: get off lightly er licht van afkomen¶get off with het aanleggen met, aanpappen met
2get off (overgankelijk werkwoord) 1doen vertrekken, doen beginnen2doen vrijkomen, er goed doen afkomen, vrijspraak krijgen voor: he got me off with a fine hij zorgde ervoor dat ik er met een bon af kwam3(op)sturen (brief), wegsturen: get s.o. off to school iem. naar school sturen4eraf krijgen: I can't get the lid off ik krijg het deksel er niet af5uittrekken (kleding, schoenen), afnemen6leren, instuderen: get sth. off by heart iets uit het hoofd leren
1get on (onovergankelijk werkwoord) 1vooruitkomen, voortmaken, opschieten: get on with one's work goed opschieten met zijn werk2bloeien, floreren3(+ with) (kunnen) opschieten met, overweg kunnen met4oud (laat) worden: he is getting on (in years) hij wordt oud, hij wordt een dagje ouder5opstappen (m.b.t. paard, fiets), opstijgen, instappen (m.b.t. bus, vliegtuig)¶he is getting on for fifty hij loopt tegen de vijftig; get on to sth. (a) iets door hebben; (b) iets op het spoor komen
2get on (overgankelijk werkwoord) 1aantrekken, opzetten: get one's hat and coat on zijn hoed opzetten en zijn jas aantrekken2erop krijgen: I can't get the lid on ik krijg het deksel er niet op
1get out (onovergankelijk werkwoord) 1uitlekken, bekend worden2naar buiten gaan, weggaan, eruit komen3ontkomen, maken dat je weg komt, ontsnappen: no-one here gets out alive niemand komt hier levend vandaan4afstappen, uitstappen
2get out (overgankelijk werkwoord) 1eruit halen (krijgen) (splinter, vlekken; ook figuurlijk)
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.