Betekenis 'check'

Je hebt gezocht op het woord: check.

1check (zelfstandig naamwoord) 1belemmering, oponthoud: keep a check on s.o., (Amerikaans) have one's checks upon s.o. iem. in de gaten houden2proef, test, controle3(Amerikaans) rekening (in restaurant)4kaartje, reçu, bonnetje5ruit(je), ruitpatroon, geruite stof6controle, bedwang: without check ongehinderd7schaak: check! schaak! 2check (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord) 1controleren, testen: check (up) on sth. iets controleren2(doen) stoppen, tegenhouden, afremmen3schaak zetten, bedreigen4(Amerikaans) afgeven (ter bewaring)5kloppen, punt voor punt overeenstemmencheck into a hotel zich inschrijven in een hotel 3check (Amerikaans) zie cheque 1check in (onovergankelijk werkwoord) 1zich inschrijven, inchecken 2check in (overgankelijk werkwoord) (Amerikaans)1registreren, inschrijven2terugbrengen check out 1vertrekken, zich uitschrijven: check out of a hotel vertrekken uit een hotel

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.