Betekenis 'break'

Je hebt gezocht op het woord: break.

1break (zelfstandig naamwoord) 1onderbreking, verandering, breuk, stroomstoring: a break for lunch een lunchpauze; there was a break in the weather het weer sloeg om2uitbraak, ontsnapping, (wielersport) demarrage: make a break for it proberen te ontsnappen3(tennis) servicedoorbraak4(informeel) kans, geluk: lucky break geluk, meevaller; give s.o. a break iem. een kans geven, iem. een plezier doen5begin, het aanbreken (van dag): break of day dageraad 2break (onovergankelijk werkwoord; broke, broken) 1breken, kapot gaan, het begeven: his voice broke hij kreeg de baard in zijn keel; break with breken met (traditie, familie bv.)2ontsnappen, uitbreken, (wielersport) demarreren: break free (of: loose) ontsnappen, losbreken3ophouden, tot een einde komen, omslaan (van weer)4plotseling beginnen, aanbreken (van dag), losbreken, losbarsten (van storm)5bekendgemaakt worden (van nieuws)6plotseling dalen, kelderen, ineenstorten (van prijzen op beurs)(informeel; ook handel) break even quitte spelen 3break (overgankelijk werkwoord; broke, broken) 1breken (ook figuurlijk), kapot maken, (financieel) ruïneren, laten springen (bank): break cover uit de schuilplaats komen; break the law de wet overtreden; break a record een record verbeteren2onderbreken (bv. reis)3temmen, dresseren (paard)4(voorzichtig) vertellen ((slecht) nieuws), tactvol vertellen5schaven, bezeren (huid)6ontcijferen, breken (code)7(tennis) doorbreken (service) 1break down (onovergankelijk werkwoord) 1kapot gaan, defect raken (van machine), verbroken raken (van verbindingen)2mislukken (van besprekingen, huwelijk e.d.)3instorten (van mens)4zich laten uitsplitsen: the procedure can be broken down into five easy steps de werkwijze kan onderverdeeld worden in vijf eenvoudige stappen, de werkwijze valt uiteen in vijf eenvoudige stappen 2break down (overgankelijk werkwoord) 1afbreken (muur; ook figuurlijk), vernietigen, slopen, inslaan, intrappen (deur)2uitsplitsen, analyseren, (chemie) afbreken 1break in (onovergankelijk werkwoord) 1interrumperen: break in on interrumperen, verstoren2inbreken 2break in (overgankelijk werkwoord) 1africhten, dresseren2inlopen (schoenen) 1break off (onovergankelijk werkwoord) 1afbreken (bv. van tak)2pauzeren3ophouden met praten, zijn mond houden 2break off (overgankelijk werkwoord) 1afbreken (bv. tak; ook figuurlijk: onderhandelingen e.d.)2verbreken (relatie met iem.), ophouden met break out 1uitbreken2(ook + of) ontsnappen (uit), uitbreken, ontkomen (aan)break out in bedekt raken met, onder komen te zitten (vlekjes bv.) 1break through (werkwoord) 1doorbreken, (figuurlijk) een doorbraak maken 2break through (werkwoord met voorzetsel) 1doorbreken (ook figuurlijk) 1break up (onovergankelijk werkwoord) 1uit elkaar vallen, in stukken breken, (figuurlijk) ten einde komen, ontbonden worden (van vergadering): their marriage broke up hun huwelijk ging kapot2uit elkaar gaan (van (huwelijks)partners, groep mensen e.d.) 2break up (overgankelijk werkwoord) 1uit elkaar doen vallen, in stukken breken, (figuurlijk) onderbreken, doorbreken (routine, stuk tekst)2kapot maken (huwelijk)3verspreiden, uiteenjagen (groep mensen)4beëindigen, een eind maken aan (ruzie, gevecht, vergadering): break it up! hou ermee op!5doen instorten, in elkaar doen klappen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.