Betekenis 'bound'
Je hebt gezocht op het woord: bound.
1bind (onovergankelijk werkwoord; bound, bound) 1(aaneen)plakken, zich (ver)binden, vast worden
2bind (overgankelijk werkwoord; bound, bound) 1(vast)binden, bijeenbinden, boeien2bedwingen, aan banden leggen, hinderen: be snow-bound vastzitten in de sneeuw3verplichten, verbinden, dwingen: she is bound to come ze moet komen, ze zal zeker komen; bind s.o. to secrecy iem. tot geheimhouding verplichten4(in)binden (boek), van een band voorzien¶bind (up) a wound een wond verbinden; I'll be bound ik ben er absoluut zeker van; he is bound up in his job hij gaat helemaal op in zijn werk
1bound (zelfstandig naamwoord) 1(meervoud: bounds) grens, (wiskunde) limiet: out of bounds verboden terrein, taboe (ook figuurlijk)2sprong3stuit, terugsprong (van bal)¶keep within the bounds of reason redelijk blijven
2bound (bijvoeglijk naamwoord) 1zeker: he is bound to pass his exam hij haalt zijn examen beslist2op weg, onderweg: this train is bound for Poland deze trein gaat naar Polen3gebonden, vast: she is completely bound up in her research ze gaat helemaal op in haar onderzoek
3bound (onovergankelijk werkwoord) 1springen2stuit(er)en, terugkaatsen
4bound (overgankelijk werkwoord) 1begrenzen, beperken
5bound onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord van 1bind
-bound 1± gehinderd door, ± vastzittend aan: be snowbound vastzitten in de sneeuw2gebonden in: leather-bound books in leer gebonden boeken
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.