Betekenis 'boom'
Je hebt gezocht op het woord: boom.
1boom (zelfstandig naamwoord) 1(dof/hol) gedreun, gebulder, gedaver2hausse, (periode van) economische vooruitgang3(hoge) vlucht, grote stijging, bloei, opkomst4(scheepvaart) giek, spriet5(scheepvaart) (laad)boom6galg, statief (van microfoon e.d.)7(haven)boom, versperring (van havenmond)
2boom (onovergankelijk werkwoord) 1een dof geluid maken, dreunen, bulderen, rollen (van donder)2een (hoge) vlucht nemen, zich snel ontwikkelen, bloeien, sterk stijgen (van prijs): business is booming het gaat ons voor de wind3(snel) in aanzien stijgen
3boom (overgankelijk werkwoord) 1(ook + out) bulderend uiten
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.