Betekenis 'bit'
Je hebt gezocht op het woord: bit.
1bit (zelfstandig naamwoord) 1beetje, stukje, kleinigheid: by bits and pieces in stukjes en beetjes; bits and bobs ditjes en datjes; (informeel) do one's bit zijn steen(tje) bijdragen; (informeel) bit by bit bij beetjes, stukje voor stukje; not a bit (of it) helemaal niet(s), geen zier; not a bit better geen haar beter; quite a bit heel wat; your eye's a bit red je oog is een beetje rood2ogenblikje, momentje: wait a bit! wacht even!3(ge)bit (mondstuk voor paard): take the bit between its teeth (a) op hol slaan (van paard); (b) (te) hard van stapel lopen4boorijzer5schaafijzer, schaafbeitel, schaafmes6bit (kleinste eenheid van informatie)
2bit onvoltooid verleden tijd van 2bite
1bite (zelfstandig naamwoord) 1beet, hap2hap(je), beetje (eten): have a bite to eat iets eten3beet (bij het vissen)4vinnigheid, bits(ig)heid, scherpte: there was a bite in the air er hing een vinnige kou in de lucht
2bite (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord; bit, bitten) 1bijten, toebijten, (toe)happen (ook figuurlijk), zich (gemakkelijk) laten beetnemen, steken, prikken (van insecten): (figuurlijk) bite one's lip(s) zich verbijten2bijten, inwerken (van zuren; ook figuurlijk)3voelbaar worden, effect hebben (vnl. m.b.t. iets negatiefs)¶bite off more than one can chew te veel hooi op zijn vork nemen; once bitten, twice shy ± door schade en schande wordt men wijs
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.