Betekenis 'bad'
Je hebt gezocht op het woord: bad.
1bad (zelfstandig naamwoord) 1het slechte, het kwade: go to the bad de verkeerde kant opgaan2debet, schuld: be £800 to the bad voor 800 pond in het krijt staan
2bad (bijvoeglijk naamwoord; vergrotende trap: worse, overtreffende trap: worst) 1slecht, minderwaardig, verkeerd: a bad conscience een slecht geweten; (informeel) make the best of a bad job het beste er van (zien te) maken; go bad bederven; bad-mannered ongemanierd; not half, not so bad niet zo gek2kwaad, kwaadaardig, stout: in bad faith te kwader trouw; from bad to worse van kwaad tot erger3ziek, naar, pijnlijk4erg, ernstig, lelijk: bad debt oninbare schuld; be in a bad way er slecht aan toe zijn5ongunstig: make the best of a bad bargain er het beste van maken; that looks bad dat voorspelt niet veel goeds6schadelijk: bad for your liver slecht voor je lever7vol spijt: I feel bad about that dat spijt me
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.