Betekenis 'treten'

Je hebt gezocht op het woord: treten.

1treten (onovergankelijk werkwoord) 1stappen, treden: zur Seite treten opzijgaan2trappen: gegen die Tür treten tegen de deur trappen, schoppen; nach jmdm., etwas treten naar iem., iets trappen(figuurlijk) auf jemands Seite treten iemands partij kiezen; die Augen treten aus ihren Höhlen de ogen puilen uit de kassen; die Tränen treten ihm in die Augen de tranen komen in z'n ogen 2treten (overgankelijk werkwoord) 1(een bal, de maat, het orgel, water) trappen, treden: einen Freistoß treten een vrije schop nemen; (figuurlijk) jmdn. in den Schmutz treten iem. door de modder halen; die Bremse treten op de rem trappen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.