Betekenis 'sich'
Je hebt gezocht op het woord: sich.
er 1hij
ich 1ik
sich 1zich, zichzelf: sich schämen zich schamen; er dachte bei sich hij dacht bij zichzelf; an sich (of: an und für sich) op zichzelf (beschouwd); das hat es (so (of: schon)) in sich dat moet je niet onderschatten, daar komt een en ander bij kijken; das hat viel für sich daar is veel voor te zeggen2elkaar: sie lieben sich zij houden van elkaar¶die ist nicht bei sich (a) die is er niet bij; (b) die is niet goed snik; an sich eigenlijk, als zodanig; es hat nichts auf sich het heeft niets te betekenen
sie 1zij, haar2hen, hun3men, ze
1Sie (v; 2e naamval: -; meervoud: -s) 1zij2vrouwtje, wijfje
2Sie (persoonlijk voornaamwoord) 1u
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.