Betekenis 'passen'

Je hebt gezocht op het woord: passen.

Pass (m; 2e naamval: -es; meervoud: Pässe) 1(berg)pas: über einen Pass fahren over (of: via) een pas rijden2pas(poort): ein gültiger Pass een geldig paspoort3(sport) pass: ein weiter Pass een verre trap 1passen (onovergankelijk werkwoord) 1passen (ook figuurlijk): es passt wie angegossen het past als een handschoen; zueinander passen bij elkaar passen; passt es dir heute? komt het je vandaag uit?, schikt het je vandaag?; das könnte dir so passen! dat zou je wel willen!; das passt mir nicht in den Kram dat komt ongelegen; (figuurlijk) da muss ich passen ik geef het op2bevallen, aanstaan3(sport) een pass geven sich 2passen (wederkerend werkwoord) 1passen, horen: das passt sich nicht dat hoort niet

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.