Betekenis 'immer'
Je hebt gezocht op het woord: immer.
immer 1altijd, immer, steeds, aanhoudend, almaar door: auf (of: für) immer voor altijd; es wird immer heller het wordt al lichter en lichter; was immer er tun mag wat hij ook doet; immer mit der Ruhe! kalm aan!; immer wenn er kommt telkens als hij komt; wie auch immer hoe dan ook; immer wieder telkens weer; wann immer du willst wanneer je maar wilt; wer immer es sein mag wie het ook is, wie het ook zijn moge; (informeel) immer mal af en toe; immer und immer steeds maar weer¶(informeel) immer zu! erop af!
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.