Betekenis 'einig'
Je hebt gezocht op het woord: einig.
1einig (bijvoeglijk naamwoord) 1eensgezind, eens: (informeel) die beiden sind sich einig die twee zijn het samen eens2verenigd
2einig (onbepaald voornaamwoord) 1enig, wat, een beetje: nach einiger Zeit na enige tijd, na verloop van tijd2enige, enkele, een paar: einige wenige slechts een paar3heel wat: um einiges größer een stuk groter; das wird einiges kosten dat zal nogal wat kosten
1einigen (overgankelijk werkwoord) 1verenigen
sich 2einigen (wederkerend werkwoord) 1het eens worden, tot overeenstemming komen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.