Betekenis 'ein'
Je hebt gezocht op het woord: ein.
1ein (onbepaald voornaamwoord) 1iemand, men; je: so einer zo iemand; du bist mir einer je bent me er een; das tut einem wohl dat doet je goed; (informeel) einen heben er eentje nemen
2ein (bijwoord) 1in, naar binnen: weder ein noch aus wissen geen raad weten; bei jmdm. ein und aus gehen veel bij iemand over de vloer komen
3ein (telwoord) 1één: jemands Ein und Alles sein alles voor iemand betekenen; alles in einem alles in één; in einem fort aan één stuk door; ein für alle Mal(e) voorgoed, definitief; wir sind einer Meinung we hebben één en dezelfde mening; es ist ein Uhr het is één uur; ein(e)s muss ich bemerken één ding moet ik opmerken; es ist mir eins het is mij om het even¶zum einen in de eerste plaats, vooral, aan de ene kant
4ein (lidwoord) 1een, ene: ein Herr Maier een zekere meneer Maier; eines Tages op zekere dag
einen 1verenen, verenigen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.