Betekenis 'Arbeit'
Je hebt gezocht op het woord: Arbeit.
Arbeit (v; 2e naamval: -; meervoud: -en) 1arbeid, werk, bezigheid, (meervoud) werkzaamheden: das kostet (of: macht, verursacht) viel Arbeit dat kost, veroorzaakt veel moeite; öffentliche Arbeiten publieke werken; an die Arbeit gehen, sich an die Arbeit machen aan het werk gaan; bei der Arbeit sein aan het werk zijn2bewerking, uitvoering: etwas in Arbeit geben iets laten maken; das Kleid ist in Arbeit de jurk is in de maak3taak, opgave, tentamen, proefwerk, overhoring, so: die Schüler schreiben eine Arbeit de leerlingen maken een so4werkstuk, studie, geestesproduct5baan: bei jmdm. in Arbeit sein (of: stehen) bij iem. in dienst zijn¶das ist ganze Arbeit! dat is prima (afgewerkt)!, dat is goed gedaan!; ganze Arbeit leisten (of: tun) (a) zijn werk grondig doen; (b) grondig te werk gaan
1arbeiten (onovergankelijk werkwoord) 1arbeiden, werken, bezig zijn: an einer Sache arbeiten aan iets werken; das Holz arbeitet het hout werkt; das Schiff arbeitet het schip stampt; (figuurlijk) es arbeitet in ihm hij is vol (ingehouden) spanning
2arbeiten (overgankelijk werkwoord) 1maken, bewerken: der Schrank ist gut gearbeitet de kast is goed gemaakt2(hond) africhten, (paard) afrijden
sich 3arbeiten (wederkerend werkwoord) 1zich werken: sich zu Tode arbeiten zich doodwerken
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.