Hoelang roepen we elkaar al op om toch vooral gewoon te doen?
Hoelang roepen we elkaar al op om toch vooral gewoon te doen?
'Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.' Het is een uitdrukking die wel wordt gebruikt om de Nederlandse volksaard te typeren. Mensen die zich extravagant gedragen, worden al snel gewantrouwd. Je kunt je kop maar beter niet boven het maaiveld uitsteken, om het eens met een andere uitdrukking te zeggen.
Of de Nederlandse volksaard nog steeds aan dit beeld voldoet, is de vraag. Een andere vraag is, sinds wanneer we elkaar oproepen om toch maar vooral gewoon te doen. Van Dale vermeldt de uitdrukking voor het eerst in de tiende druk, van 1976. Volgens het woordenboek wordt ze schertsend gebezigd in de betekenis: 'stel je niet aan'. De negende druk van 1970 kent de uitdrukking nog niet. Dat lijkt geen toeval: in 1972 stuurt Nederland Sandra en Andres naar het Songfestival. Die zingen daar het liedje 'Als het om de liefde gaat'. Daarin komen de onsterfelijke regels voor: 'Hé, moet ik origineel zijn / of is dat nog te vroeg? / Doe jij maar gewoon / Da's gek genoeg.' Het lijkt erop dat daarmee de opmars van de uitdrukking is begonnen.
Toch zijn tekstdichters Dries van Holten ('Andres') en Hans van Hemert niet de uitvinders van de uitdrukking. Zoiets kun je tegenwoordig snel vaststellen door op een site als Delpher te kijken. Daar kun je zoeken in oude edities van kranten en tijdschriften. En wat blijkt? Al in 1934 komt in een feuilleton in de Nieuwe Tilburgsche Courant een dialoog voor, waarin een man reageert op een 'zwartogig dienstmeisje' dat bijna onhoorbaar 'Afgunst!' fluistert, met de woorden: 'Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!' De Hollandse neiging tot gewoonheid zat er dus blijkbaar al vroeg in.