Test jezelf: hen of hun?
Het is een van de lastigste kwesties in onze taal: wanneer gebruik je hen en wanneer hun?
Weet jij het altijd? Doe de Van Dale-test.
- Ik geef hen/hun een boek.
- Ik heb hen/hun vorige week nog gezien.
- Ik heb de sleutel toch aan hen/hun gegeven?
- Ze verbood hen/hun weg te gaan.
- Hij schoot hen/hun te hulp.
- Het was hen/hun te veel moeite.
- Dat kwam hen/hun goed van pas.
- Het stelde hen/hun in staat om mee te doen.
- Ik stuur hen/hun het contract
- Dankzij hen/hun zitten we hier nu.
De antwoorden vind je onderaan deze pagina.
Oplossing
1 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘aan’ bij denken)
2 hen - het is hier lijdend voorwerp
3 hen - na een voorzetsel (aan) gebruik je hen
4 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘aan’ bij denken)
5 hen - het is hier lijdend voorwerp.
6 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘voor’ bij denken)
7 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘voor’ bij denken)
8 hen - het is hier lijdend voorwerp.
9 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘aan’ bij denken)
10 hen - na een voorzetsel (dankzij) gebruik je hen
Deze taaltest is ook te vinden op de website van Schrijven Online.